MENU
  • Home
  • Actueel
    • Nieuws
  • Inhoud
    • Laatste nummer
    • Archief
    • Rubrieken
    • Artikelen
    • De Praktijk
    • Onderzoek gesignaleerd
    • Reflecties
    • Discussie
    • Professie en Persoon
    • Congressen
    • Boeken (en zo)
  • Auteurs
    • Overzicht auteurs
    • Auteursrichtlijnen
    • Artikel indienen
    • Gebruik van artikelen
  • Abonnementen
    • Abonnement aanvragen
    • Proefabonnement
    • Voorwaarden en wijzigingen
  • Over Systeemtherapie
    • Redactie
    • Adverteren
    • Open Access
    • Links
    • Contact
Inloggen
Inhoud
Inhoudsopgave jaargang 29 (2017) / nummer 3
PDF  

Tevredenheid over de relatie na het overlijden van een kind

Henk Schut, Catrin Finkenauer, Asuman Buyukcan-Tetik, Margaret Stroebe, Wolfgang Stroebe
1 september 2025

Samenvatting

Het verlies van een kind is een van de meest ingrijpende gebeurtenissen die een mens kan meemaken en heeft veelal ernstige gevolgen voor het psychisch en fysiek welzijn van de ouders (e.g. Stroebe, Schut & Finkenauer, 2013; Vance, Boyle, Najman & Thearle, 2002). Bovendien worden ouders niet alleen geconfronteerd met hun individuele rouw, maar ook met de rouw van hun partner, wat relationele implicaties heeft. In dit artikel behandelen we kort literatuur over de effecten van het verlies van een kind op de relatie van de achterblijvende ouders. Daarna presenteren we resultaten van een eigen studie naar de invloed van gepercipieerde overeenkomsten in intensiteit van rouw bij de partners op de tevredenheid over hun relatie.

Literatuuroverzicht

De meeste studies naar het verlies van een kind concentreren zich op individuele ouders, maar steeds meer studies beschouwen deze ouders in hun sociale, relationele context. Daarmee ontstaat zicht op de invloed van de sociale omgeving (zoals de dynamiek binnen het koppel, het gezin, de familie) op het individuele welzijn van de ouders (e.g. Conway & Russell, 2000; Hooghe, Rosenblatt & Rober, 2016, 2017; Song, Floyd, Seltzer, Greenberg & Hong, 2010; Wijngaards-de Meij et al., 2008). Ook ontstaat daarmee oog voor de invloed van een overleden kind op de relatiekwaliteit van de achterblijvende ouders (e.g. Hagemeister & Rosenblatt, 1997; Hooghe et al., 2016; Schwab, 1992; Vance, Boyle, Najman & Thearle, M.J., 2002). Zo is bijvoorbeeld gebleken dat de kwaliteit van de relatie van de achterblijvende ouders met de tijd afneemt en ouders van een overleden kind een grotere kans hebben op echtscheiding dan andere ouders (Gottlieb, Lang & Amsel, 1996; Lyngstad, 2013).

Hoewel dergelijke inzichten waardevol zijn, biedt onderzoek tot nu tot geen antwoord op de vraag of en hoe deze relatiekwaliteit beïnvloed wordt door de mate van overeenkomsten in rouw tussen beide ouders (Albuquerque, Pereira & Narciso, 2016; Oliver, 1999; Wallerstedt & Higgins, 1996). Dat is opvallend, omdat sociaal-psychologisch onderzoek aantoont dat overeenkomsten tussen partners op verschillende gebieden de kwaliteit van de relatie kunnen versterken, zelfs onder stressvolle omstandigheden (Anderson, Keltner & John, 2003; Gonzaga, Campos & Bradbury, 2007; Locke & Horowitz, 1990; Lutz-Zois, Bradley, Mihalik & Moorman-Eavers, 2006). Slechts enkele studies gaan hier – specifiek in het kader van het verlies van een kind – op in. Zo vonden Büchi et al. (2009) een gecombineerd effect van overeenkomsten in rouwuitingen en sekse op het individueel welzijn van 22 ouderparen na het overlijden van hun prematuur geboren baby. Dit effect verschilde naargelang het geslacht van de ouder. Vaders in concordante relaties (i.e. relaties met veel overeenkomsten) rapporteerden namelijk, in tegenstelling tot moeders, meer persoonlijke groei dan vaders in discordante relaties (i.e. relaties met weinig overeenkomsten tussen ouders). Daarnaast toonde een kwalitatieve studie van Gilbert (1989) bij 17 koppels aan dat verschillen in rouw tussen de achtergebleven ouders van een overleden jong of ongeboren kind een van de belangrijkste bronnen van conflicten was in de relatie.

Deze studies kampen met enkele belangrijke beperkingen: a) ze richtten zich veelal op prenataal, perinataal of zeer jong overleden kinderen, b) ze bestudeerden slechts kleine aantallen ouders, c) de tevredenheid met de relatie tussen de achtergebleven ouders werd niet onderzocht en d) het betrof uitsluitend studies met slechts een meetmoment. Als antwoord op deze tekortkomingen onderzocht deze studie het verband tussen gepercipieerde overeenkomsten in rouw op een eerder tijdstip en tevredenheid met de relatie op een later tijdstip bij 229 heteroseksuele ouderparen die een kind hadden verloren. Bij deze Nederlandse (echt) paren werden op 6, 13 en 20 maanden na het verlies van hun kind gegevens verzameld (Buyukcan-Tetik, Finkenauer, Schut, Stroebe & Stroebe, 2017; Dijkstra, 2000). De overleden kinderen waren doodgeboren of gestorven kinderen tot 30 jaar oud, wier doodsoorzaak varieerde van neonataal overlijden, ziekte, ongeval en suïcide tot moord.

Het doel van onze studie was het in kaart brengen van de korte en langere termijn effecten van door ouders gepercipieerde verschillen en overeenkomsten in intensiteit van rouw op hun individueel psychisch functioneren en op de kwaliteit van hun relatie.

Resultaten uit eigen onderzoek

Ons onderzoek liet zien dat de gedachte anders (meer of minder) te rouwen dan de partner samenhangt met minder tevredenheid over de relatie, terwijl vermeende gelijkheid in hoe de partners rouwen gerelateerd is aan een hogere mate van relatietevredenheid. Deze verbanden werden niet beïnvloed door meer objectief vastgestelde heftigheid van rouw en verschillen daarin tussen de partners, de leeftijd en sekse van het kind, tijd sinds het overlijden van het kind en het al dan niet anticiperen op het overlijden.

We vonden ook verbanden doorheen de tijd. Gepercipieerde verschillen 6 maanden na het overlijden bleken voorspellers van minder relatietevredenheid 13 maanden na het overlijden. Ook bleken de negatieve verbanden van gepercipieerde verschillen in rouw met relatietevredenheid met de tijd sterker te worden en dat speelde vooral wanneer men van zichzelf de indruk had minder intens te rouwen dan de partner.

Meer onderzoek is nodig om de onderliggende mechanismen van deze opvallende verbanden te verklaren. Een verklaring kan zijn dat ouders zich in geval van verschillen in rouw onvoldoende begrepen voelen door de partner (Hooghe et al., 2016; Murray, Holmes, Bellavia, Griffin & Dolderman, 2002; Pollmann & Finkenauer, 2009), zich eenzaam voelen (Bell, 1993; Hooghe et al., 2016) en meer stress ervaren (Townsend, Kim & Mesquita, 2014). Bovendien is het denkbaar dat ouders die voelen meer te rouwen dan de partner, het idee hebben of ontwikkelen dat de partner niet zo gehecht was aan het kind als zijzelf (Bonanno, 2004; Fraley & Bonanno, 2004). Dit idee kan dan leiden tot boosheid en beschuldigingen en tot conflicten (Gilbert, 1989; Shuchter & Zisook, 1993; Wing, Clance, Burge-Callaway & Armistead, 2001). Aan de andere kant houden ouders die ervaren dat de partner heftiger rouwt zich wellicht meer in, om de partner te steunen en te beschermen. Dergelijk gedrag voorspelt, ondanks de beste intenties die partners voor elkaar hebben, uiteindelijk een toename van het niveau van rouw bij beide partners (Gleason, Iida, Bolger & Shrout, 2003; Stroebe, Finkenauer, Wijngaards-de Meij, Schut, Van den Bout & Stroebe, 2013).

Ons onderzoek laat zien hoe belangrijk het is om vermeende verschillen en overeenkomsten in rouwniveaus tussen ouders die een kind hebben verloren te incorporeren in rouwcounseling en -therapie. Onderzoek heeft aangetoond hoe copingprocessen binnen koppels hun effecten hebben op intimiteit tussen partners en hun herstelproces na traumatische ervaringen (Albuquerque, Ferreira, Narciso & Pereira, 2017; Bergstraesser, Inglin, Hornung & Landolt, 2015). Samen met de resultaten uit het huidige onderzoek suggereren deze resultaten dat aandacht voor de relatie van cruciaal belang is voor het aanpassingsproces van ouders na het overlijden van hun kind. Wanneer ouders het idee hebben dat hun rouw onderling sterk verschilt, staat dat een goede relatiekwaliteit doorgaans in de weg. Verschillende auteurs (e.g., Gilbert, 1989; Hooghe et al, 2016, 2017) benadrukken in dat kader het belang van onderlinge communicatie, het delen van rouw en rouwrituelen, het formuleren van gezamenlijke doelen voor de toekomst en aandacht voor elkaars behoeften en verwachtingen, flexibiliteit en acceptatie van elkaar en reframing als methoden om de gepercipieerde verschillen in rouw te overbruggen of weg te nemen. Dit kunnen waardevolle componenten zijn voor interventies bij ouders na de dood van hun kind.

Dit artikel is een aangepaste samenvatting van een artikel dat in 2017 verschenen is in Journal of Family Psychology (Buyukcan-Tetik et al., 2017).

Vorige Inhoudsopgave Volgende
Twitter Facebook Linkedin
Delen Print PDF

Literatuur

  • Albuquerque, S., Ferreira, L.C., Narciso, I. & Pereira, M. (2017). Parents’ positive interpersonal coping after a child’s death. Journal of Child and Family Studies, 26, 1-14.
  • Albuquerque, S., Pereira, M. & Narciso, I. (2016). Couple’s relationship after the death of a child – A systematic review. Journal of Child and Family Studies, 25, 30-53.
  • Anderson, C., Keltner, D. & John, O.P. (2003). Emotional convergence between people over time. Journal of Personality and Social Psychology, 84, 1054-1068.
  • Bell, B. (1993). Emotional loneliness and the perceived similarity of one’s ideas and interests. Journal of Social Behavior and Personality, 8, 273-280.
  • Bergstraesser, E., Inglin, S., Hornung, R. & Landolt, M.A. (2015). Dyadic coping of parents after the death of a child. Death studies, 39, 128-138.
  • Bonanno, G. A. (2004). Loss, trauma, and human resilience – Have we underestimated the human capacity to thrive after extremely aversive events? American Psychologist, 59, 20-28.
  • Buyukcan-Tetik, A., Finkenauer, C., Schut, H., Stroebe, M. & Stroebe, W. (2017). The impact of bereaved parents’ perceived grief similarity on relationship satisfaction. Journal of Family Psychology, 31, 409-419.
  • Büchi, S., Mörgeli, H., Schnyder, U., Jenewein, J., Glaser, A., Fauchère, J.C. & Sensky, T. (2009). Shared or discordant grief in couples 2-6 years after the death of their premature baby – Effects on suffering and posttraumatic growth. Psychosomatics, 50, 123-130.
  • Conway, K. & Russell, G. (2000). Couples’ grief and experience of support in the aftermath of miscarriage. British Journal of Medical Psychology, 73, 531-545.
  • Dijkstra, I.C. (2000). Living with loss – Parents grieving for the death of their child (dissertatie). Utrecht: Utrecht University.
  • Fraley, R.C. & Bonanno, G.A. (2004). Attachment and loss – A test of three competing models on the association between attachment-related avoidance and adaptation to bereavement. Personality and Social Psychology Bulletin, 30, 878-890.
  • Gilbert, K. (1989). Interactive grief and coping in the marital dyad. Death Studies, 13, 605- 626.
  • Gleason, M.E., Iida, M., Bolger, N. & Shrout, P.E. (2003). Daily supportive equity in close relationships. Personality and Social Psychology Bulletin, 29, 1036-1045.
  • Gonzaga, G.C., Campos, B. & Bradbury, T. (2007). Similarity, convergence, and relationship satisfaction in dating and married couples. Journal of Personality and Social Psychology, 93, 34-48.
  • Gottlieb, L.N., Lang, A. & Amsel, R. (1996). The long-term effects of grief on marital intimacy following an infant’s death. OMEGA-Journal of Death and Dying, 33, 1-19.
  • Hagemeister, A.K. & Rosenblatt, P.C. (1997). Grief and the sexual relationship of couples who have experienced a child’s death. Death Studies, 21, 231-252.
  • Hooghe, A., Rosenblatt, P.C. & Rober, P. (2016). Betekenissen van het niet spreken in koppels die een kind verloren – Wat betekent het voor de therapeutische praktijk? Systeemtherapie, 28, 205-219.
  • Hooghe, A., Rosenblatt, P.C. & Rober, P. (2017). “We hardly ever talk about It” – Emotional responsive attunement in couples after a child’s death. Family Process, 56, 1-17.
  • Locke, K.D. & Horowitz, L.M. (1990). Satisfaction in interpersonal interactions as a function of similarity in level of dysphoria. Journal of Personality and Social Psychology, 58, 823–831.
  • Lutz-Zois, C.J., Bradley, A.C., Mihalik, J.L. & Moorman-Eavers, E.R. (2006). Perceived similarity and relationship success among dating couples – An idiographic approach. Journal of Social and Personal Relationships, 23, 865-880.
  • Lyngstad, T.H. (2013). Bereavement and divorce – Does the death of a child affect parents’ marital stability? Family Science, 4, 79-86.
  • Murray, S.L., Holmes, J.G., Bellavia, G., Griffin, D.W. & Dolderman, D. (2002). Kindred spirits? – The benefits of egocentrism in close relationships. Journal of Personality and Social Psychology, 82, 563-581.
  • Oliver, L.E. (1999). Effects of a child’s death on the marital relationship – A review. Omega-Journal of Death and Dying, 39, 197-227.
  • Pollmann, M. M. & Finkenauer, C. (2009). Investigating the role of two types of understanding in relationship wellbeing – Understanding is more important than knowledge. Personality and Social Psychology Bulletin, 35, 1512-1527.
  • Schwab, R. (1992). Effects of a child’s death on the marital relationship – A preliminary study. Death Studies, 16, 141-154.
  • Shuchter, S.R. & Zisook, S. (1993). The course of normal grief. In M.S. Stroebe, W. Stroebe & R.O. Hansson (eds.), Handbook of bereavement – Theory, research, and intervention (pp. 285-299). New York, NY: Cambridge University Press.
  • Song, J., Floyd, F.J., Seltzer, M.M., Greenberg, J.S. & Hong, J. (2010). Long-term effects of child death on parents’ health related quality of life – A dyadic analysis. Family Relations – An Interdisciplinary Journal of Applied Family Studies, 59, 269-282.
  • Stroebe, M., Finkenauer, C., Wijngaards-de Meij, L., Schut, H., Van den Bout, J. & Stroebe, W. (2013). Partner-oriented selfregulation among bereaved parents – The costs of holding in grief for the partner’s sake. Psychological Science, 24, 395-402.
  • Stroebe, M., Schut, H. & Finkenauer, C. (2013). Parents coping with the death of their child – From individual to interpersonal to interactive perspectives. Family Science, 4, 28-36.
  • Townsend, S.S., Kim, H.S. & Mesquita, B. (2014). Are you feeling what I’m feeling? – Emotional similarity buffers stress. Social Psychological and Personality Science, 5, 526-533.
  • Vance, J.C., Boyle, F.M., Najman, J. M. & Thearle, M.J. (2002). Couple distress after sudden infant or perinatal death – A 30-month follow up. Journal of Paediatrics and Child Health, 38, 368-372.
  • Wallerstedt, C. & Higgins, P. (1996). Facilitating perinatal grieving between the mother and the father. Journal of Obstetric, Gynecologic & Neonatal Nursing, 25, 389400.
  • Wijngaards-de Meij, L., Stroebe, M., Schut, H., Stroebe, W., Van den Bout, J., Van der Heijden, P.G.M. & Dijkstra, I. (2008). Parents grieving the loss of their child – Interdependence in coping. British Journal of Clinical Psychology, 47, 31-42.
  • Wing, D.G., Clance, P.R., Burge-Callaway, K. & Armistead, L. (2001). Understanding gender differences in bereavement following the death of an infant – Implications of or treatment. Psychotherapy, 38, 60-73.

© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631


De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:


Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

Jaargang 37, nr. 3, september 2025

Neem een ABONNEMENT Laatste editie Archief

Nieuwsbrief Boom Psychologie

Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.

Aanmelden

Boeken

Handboek suicidaal gedrag bij jongeren
Jan Meerdinkveldboom, Ineke Rood, Ad Kerkhof
€ 26,95
Meer informatie
Verbonden
Amir Levine, Rachel Heller
€ 19,95
Meer informatie
De JIM-aanpak
Levi van Dam, Sylvia Verhulst
€ 19,95
Meer informatie

Privacy policy

Algemene voorwaarden

© 2009-2025
Boom uitgevers Amsterdam

Redactieadres

Systeemtherapie

Foke van Bentum

WG-plein 209

1054 SE Amsterdam
telefoon: (020) 612 30 78

redactie@nvrg.nl

Klantenservice

Boom uitgevers Amsterdam B.V.

Postbus 15970

1001 NL Amsterdam

Nederland

(088) 0301000 

klantenservice@boom.nl