Handboek contextuele hulpverlening – Op verhaal komen in de dialoog
Samenvatting
Paul Heyndrickx, Linne De Loof, René Knip, An Van Herck & Wilma van Klaveren (2022). Pelckmans. 300 pp., € 30,00
ISBN 9789464018288
Dit boek is geschreven door vijf bekende contextueel therapeuten – drie Vlamingen: Paul Heyndrickx, Linne De Loof en An Van Herck, alsmede twee Nederlanders: René Knip en Wilma van Klaveren. Zij combineren hun contextueel theoretische kennis met hun uitgebreide jarenlange ervaring in de contextuele hulpverlening. Ze zijn allen opleider, supervisor en leertherapeut in de contextuele, systemische en psychosociale hulpverlening.
Het doel van hun boek is om zowel het theoretisch kader als de toepassing hiervan in de praktijk in alle facetten te beschrijven. Dit boek richt zich niet alleen tot therapeuten maar ook tot bijvoorbeeld psychosociaal werkers en opvoeders. De auteurs vinden dat het contextuele denken misschien bondig samen te vatten is als ‘alle werkelijke leven is ontmoeting’ en zij zien relatie als kernbegrip (achterkant boek). De keuze van de ondertitel van het handboek hangt hier ongetwijfeld mee samen: Op verhaal komen in de dialoog. Een werkelijke ontmoeting en verbinding met elkaar die in een dialoog plaatsvinden, alsook het besef pas werkelijk mens te kunnen zijn in relatie met anderen, zijn basale gegevens in het contextuele denken. Het is echter niet het enige wat de contextuele benadering kenmerkt en is niet exclusief voor alleen deze benadering.
Het handboek bestaat uit drie delen. Het eerste deel gaat over de historie en de uitgangspunten van het contextuele denken en werken. Paul Heyndrickx vertelt op heldere wijze over de ontwikkelingsgeschiedenis van het contextuele denken van de afgelopen vijftig jaar en de betekenis ervan voor de huidige hulpverlening. Wilma van Klaveren gaat in duidelijke en prettig leesbare taal verder met een beknopte beschrijving van de contextuele benadering. Ze beschrijft de vijf dimensies waarmee men in de contextuele therapie kijkt naar wat zich tussen mensen afspeelt: de dimensie van de feiten, de psychologie, de interactie (systeemtherapie), de relationele ethiek en de ontische afhankelijkheid. In deze laatste vijfde dimensie, die aan de andere vier dimensies ten grondslag ligt, gaat het om de existentiële afhankelijkheid van anderen om als mens te bestaan. De contextuele therapie voegt de dimensie van de relationele ethiek toe aan de bestaande hulpverleningsmodellen. Het gaat hier niet om ethiek in de gebruikelijke zin van het woord, maar om het gegeven dat het rechtvaardigheid is die mensen ten diepste motiveert en aanzet tot verandering. De focus ligt hier onder meer op wederzijdse zorg, loyaliteit, recht doen aan de ander en aan zichzelf en om recht gedaan worden (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1994). Vervolgens beschrijft zij tien basishoudingen van waaruit de contextueel hulpverlener werkt.
Het tweede deel vormt de kern van het boek en is gericht op het contextueel werken in de praktijk. Het bouwt voort op een model dat is ontwikkeld door opleiders en onderzoekers van de Christelijke Hogeschool Ede (Van der Meiden, 2020; Van der Meiden et al., 2019). De meeste auteurs nemen hier hoofdstukken voor hun rekening. Het contextueel therapieproces wordt in dit model georganiseerd in drie fasen waarin de verbondenheid in hechte relaties centraal staat. In de eerste fase wordt verbondenheid onderzocht en zijn de interventies gericht op het aangaan van een therapeutische relatie, het verkennen van de verhalen en van relationeel-ethische patronen. In de tweede fase wordt verbondenheid bewerkt en staat het onderzoeken van bronnen en breuken centraal, alsook exoneratie dat ook wel ontschuldigen wordt genoemd (Onderwaater, 2018). Ook het aanmoedigen van het herstel van de dialoog komt aan bod. In de derde fase gaat het over het versterken van verbondenheid. De interventies hebben dan betrekking op de bewustmaking van het effect van herstel, het identificeren van hulpbronnen en bedreigingen. De afsluiting van het therapeutisch proces komt eveneens aan de orde. Elke fase wordt afgesloten met een mooi illustratief praktijkverhaal door Linne De Loof.
Bij diverse interventies worden voorbeeldvragen gegeven, die soms geordend worden naar de vijf dimensies en een concreet idee geven van wat mogelijke vragen bij een dimensie of thema zijn. De interventies worden vaak verduidelijkt met praktijkvoorbeelden. Nieuw is dat de auteurs ook de vijfde ontische dimensie operationaliseren die, zoals gezegd, ten grondslag ligt aan de andere dimensies. Aparte vragen en interventies hiervoor formuleren is volgens mij niet mogelijk, omdat deze reeds besloten liggen in de andere vier dimensies. Het gaat in deze ontische dimensie om de onderlinge afhankelijkheid van mensen om te kunnen bestaan, en ik denk dat dit zich op de psychologische dimensie met name manifesteert in een behoefte aan verbondenheid, op de interactionele dimensie in de wijze waarop verbondenheid vorm krijgt in de interactie en op de relationeel-ethische dimensie in het van betekenis willen zijn voor anderen.
Het gevolgde model is geen protocol maar beoogt een proces in gang te zetten. Het positieve van een niet-lineair proces is dat de fasen en de interventies zich herhalen, waardoor een voortgaande verdieping van het proces mogelijk wordt. Het is aan de therapeut om in overleg met cliënten daarin een goede weg en ook het juiste tempo te vinden. Het vergt daarom wel ervaring van de hulpverlener om helder te houden waar de cliënt ergens zit in het proces en de rode draad goed te blijven vasthouden. Het is dus nodig om regelmatig terug te grijpen op proceselementen en interventies van een eerdere fase. Dit wordt wel enigszins bemoeilijkt doordat de samenhang tussen de begrippen niet altijd duidelijk is.
De auteurs nemen de vrijheid om de fasen op hun eigen manier in te kleuren, wat soms een meer eigen invulling van de begrippen en interventies betekent. Dit maakt het volgen van het model wat lastiger, maar stimuleert tegelijkertijd tot nadenken. De voorbeelden helpen zicht te krijgen op wat er wordt bedoeld, waar mogelijkheden en waar obstakels liggen en ze reiken ideeën aan hoe daarmee om te gaan.
Het derde deel is geschreven door René Knip en gaat over de opleiding van de contextueel hulpverlener als therapeut. Basisvoorwaarden om aan de opleiding te beginnen worden besproken evenals uit welke onderdelen deze bestaat. Het belang van de persoon en de permanente ontwikkeling van de contextueel therapeut wor-
den benadrukt. Enkele ethische dilemma’s worden helder belicht zoals het proces van parentificatie van de hulpverlener waarbij het risico bestaat dat hij zich verantwoordelijk laat maken voor zaken waarvoor hij geen verantwoordelijkheid kan dragen.
Dit handboek geeft voor systeemtherapeuten stof en concrete voorbeelden tot het verder reflecteren op het werken met families. De focus ligt daarbij op verbondenheid en dialoog, andere contextuele thema’s zoals legaat en delegaat komen minder aan bod. Het gehanteerde model is bedoeld om stap voor stap tot verdieping te komen van het therapieproces en bij te dragen aan het versterken van de verbondenheid van de betrokken gezins- en familieleden. Het kan volgens mij zeker ook leiden tot het vergroten van de zelfvalidatie van de individuele gezinsleden. Kortom, dit boek is voor systeemtherapeuten een interessant boek waarmee ze hun eigen werken met systemen kunnen verrijken.
Literatuur
- Boszormenyi-Nagy, I., & Krasner, B.R. (1994). Tussen geven en nemen – Over contextuele therapie. De Toorts.
- Meiden, J. van der (2020). Van contextuele theorie naar praktijk. Coutinho.
- Meiden, J. van der, Verduijn, C., Noordegraaf, M., & Ewijk, H. van (2019). Strenghtening connectedness in close relationships – A model for applying contextual therapy. Family Process, 59(2), 346-360.
- Onderwaater, A. (2018). De onverbrekelijke band – Inleiding & ontwikkelingen van de contextuele therapie van Nagy (10de editie). Pearson Benelux.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden